Julie maakte haar schoenen los en stopte ze in de linnen zak die over haar schouder hing. Ze wilde met blote voeten over het strand lopen, ook al was het er al wat te koud voor. Als vanzelf zochten en vonden haar voetzolen de juiste strook: net niet door het lage, aanrollende water en ook niet over het zware, vochtige zand waarin je bij elke stap wegzakte. Maar in de smalle weg tussen die twee, op de harde ondergrond van pas doorweekt zand, waarin je enkel een licht spoor van voetafdrukken naliet.
Ze had een vrije brugdag en vanmorgen had ze in een opwelling de trein naar zee genomen. Vroeger kwam ze hier vaak op vakantie met haar ouders en haar zus. Ze zag in haar hoofd nog de zandkastelen en de rijen papieren bloemen die ze samen hadden gemaakt en ze rook de tube zonnecrème waarmee mama altijd hun spel onderbrak. Later lag ze vaak te lezen op het strand en dan bespiedde ze de jonge koppeltjes die verliefd in het water stoeiden of ondanks de warmte dicht tegen elkaar lagen. Ze koos in gedachten een lief uit tussen de jongemannen die voorbij liepen. En ze stelde een gezin met kinderen samen: een schattig peutermeisje met een geel zonnehoedje, een stoere kleuter die met zijn papa voetbalde. Ze fantaseerde over het huis waarin ze zou wonen en over de job die ze zou hebben. Lerares wilde ze worden, dat stond vast.
Alleen dat laatste was werkelijkheid geworden, al was het lang niet zoals in haar dromen. De jongens en meisjes in haar klas waren niet echt geïnteresseerd in de schoonheid van de Franse teksten. Ze wilden alleen een zo goed mogelijk cijfer op hun rapport met zo weinig mogelijk inspanning en dat lieten ze maar al te goed merken. Ze zuchtte. Vandaag wilde ze niet aan school denken.
Ze keek naar een koppel meeuwen die voorbij scheerden en een eindje verderop landden.
Drie keer had ze een vaste vriend gehad. Drie keer had ze geloofd dat ze bij elkaar zouden blijven, dat ze voorgoed elkaars leven zouden delen, dat ze samen kinderen zouden krijgen. Maar drie keer was het op een of andere manier toch weer fout gelopen. Ze raakten op elkaar uitgekeken, of de vriend kreeg een baan in een ander land en zij ontdekte dat ze toch niet zoveel van elkaar hielden als ze gedacht had.
Ze kruiste een gezin met drie kinderen, die gilden van plezier terwijl ze door de aanrollende golven sprongen. Hun ouders zagen er een beetje moe uit, maar Julie voelde dat ze best met hen zou willen ruilen.
Ze had altijd gedacht dat ze voor haar dertigste moeder zou zijn. En nu liep ze hier op haar negenentwintigste langs het strand met alleen zichzelf als gezelschap. Ze hief haar gezicht
naar de lucht om haar wangen te laten strelen. De tranen in haar ogen kwamen vast van de wind. Misschien was dat ook de reden waarom ze hierheen was gekomen: haar gepieker laten wegblazen en wat nieuwe adem opdoen.
In haar ooghoek zag ze schelpjes liggen en als vanzelf bukte ze zich en raapte er hier en daar eentje op. Net als vroeger verzamelde ze zaagjes en zebraschelpen. Die laatste noemden zij en haar zus zo, vanwege de contrasterende strepen. Ze stopte ze in haar jaszak. Morgen moest ze niet vergeten ze eruit te halen of haar hele jas zou beginnen te stinken. Zeegeur was fijn, maar die vage rottevisgeur van droge schelpen had ze nooit lekker gevonden.
Ze haalde diep adem en keek uit over de zee. Het was hier wel de plek om nieuw perspectief te vinden, dacht ze een beetje schamper. Aan horizon geen gebrek. Alleen in haar eigen leven liep ze steevast tegen muren.
Er kwam een man aan die een hond uitliet. Een grote, zwarte labrador die in een flinke vaart langs het water rende. De man floot en de hond kwam weer naar zijn baasje. Heerlijk vrij zijn en toch bij iemand horen, dacht Julie. Dat is precies wat ik ook wil. Helaas ben ik geen hond.
Ze raapte verder schelpjes.
Haar zus verwachtte een eerste kindje, een meisje. Misschien kon ze later met haar nichtje naar het strand komen. Het zou fijn zijn om tante te zijn. Maar tegelijk tante en mama zijn, dat was nog veel beter.
Haar teen raakte iets hards en glibberigs. Ze keek naar beneden. Een zeester! Ze raapte hem op. Hij was nog helemaal intact. In al die zomers aan zee had ze altijd naar zeesterren uitgekeken en er nooit eentje gevonden, en nu liep ze er zomaar tegenaan. Ze werd er helemaal blij van. Een ster was een teken van geluk, toch? Ze liep naar het water om de zeester af te spoelen. De zon vond een gaatje tussen de wolken en het werd opeens veel lichter.
Ach, wie weet wat er nog op haar pad kwam? Er was zoveel moois, zoveel om dankbaar voor te zijn. Ze voelde de telefoon in haar binnenzak trillen. Ze legde de zeester op het zand. Met verkleumde vingers las ze het berichtje van haar zus: ‘Niemand beter dan jij als meter! Zeg je ja?’
Nu liep er echt een traan over haar wangen. Ze zou meter worden van dat meisje! Wat er verder ook kwam, dit was een geluk dat heel lang zou duren.
Ze appte JA terug in de grootste letters die ze kon vinden. En ze voegde er wel tien hartjes aan toe.
Op weg naar het station kwam ze langs een verweerd Mariakapelletje. ‘Maria, Sterre der Zee’, stond er in stijve letters boven de deur. Julie haalde de schelpjes uit haar jaszak en legde ze in een lange rij op de drempel.
@ 2023 Kolet Janssen i.s.m. CCV-Christelijke Cultuur Vandaag en Ferm.